Travee 0000.0011

 

 Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 20014e druk/1e druk: 1953 [643 blz. ISBN 90.74310.77.X]. Hierin "Travee": blz. 31, 467

- Oosterhoff, J., Kracht en vorm. De draagconstructie van bouwwerken eenvoudig verklaard. Deel in de serie 'Bouwtechniek in Nederland', nr 4. Delft (Delftse Universitaire Pers), Zeist (Rijksdienst voor de Monumentenzorg), 1990. [127 blz. ISBN 90.6275.551.8]. Hierin: blz. 104-106 (in 'De hoge kerkhallen in de Middeleeuwen': "Travee")

- Vaktaal. Vaktermengids bij kerkgebouwen samengesteld door de excursiecommissie van de Stichting Oude Groninger Kerken onder redactie van C.G. Reinders. Bedum (Profiel), 1992. [108 blz. ISBN 90.5294.061.4]. Hierin "Travee": blz. 99, 105

- Korevaar, A., & A. Bijls & M. Gout & L. Stijnen, Bouwkundige Encyclopedie. Eerste deel: A - K. Amsterdam, Brussel (Elsevier), 1954. [679 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 491 ("Gewelfjuk of gewelftravee noemt men een stelsel van gewelven met ondersteuning en schoorwerken, begrensd door gordelbogen, in een kerk of zaal, welk samenstel een hoofdafdeling van de bedoelde overwelfde ruimte vormt." Opmerking: de term 'travee' wordt niet op een andere plaats behandeld en is kennelijk hetgeen dat hier bedoeld wordt)

 

 duits

- Müller, Hellmut & Rolf Naumann, Quetschfalten, Kreuzbogen­friese, Wendischer Verband. Fachbegriffe des Romanischen Backsteinbaus und der kirchlichen Baukunst in Altmark, Jeri­chower Land und Mark Brandenburg. Jerichow (Klostermuseum Jerichow), 1999. [60 blz. ISBN -]. Hierin "Joch": blz. 24

- Lützeler, Heinrich, Bildwürterbuch der Kunst. Dreieich (Komet & Meco), 2000. [440, ISBN 3.89836.164.0]. Hierin "Joch": blz. 199-200

- Viollet-le-Duc, M, Dictionnaire Raisonné de l'Architecture Française du XIe au XVIe Siècle, Tome neuvième (TAB-ZOD). Paris (A. Morel), 1868. [554 blz. ISBN -]. Hierin "Travée": blz. 239-262

- Martin, Henri (red.), L'art gothique. Deel in de serie 'Grammaire des styles'. Paris (Flammarion), 1965. [64 blz. ISBN -]. Hierin "Travée": blz. 7-11 (Behandeling vanuit "l'arc brisé, la voûte sur croisée d'ogives, l'arc-boutant". Achtereenvolgens komen aan de orde de "voûte sur plan carré, voûte sexpartite sur plan carré, voûte sur plan barlong". Over de 'voûte sexpartite': "Elle embrasse deux travées et est formée de six compartiments, d'ou le nom de sexpartite; un arc-doubleau supplémentaire, c'est à dire renforçant la voûte, partage le plan carré en six parties.").
(Opmerking. De tekst noemt een zesdelig gewelf "deux travées", maar met "six compartiments", het geheel is dus toch één travee. Ook de tekening benoemt de zes "compartiments" nadrukkelijk als "1 travée seule", en rekent daar de zijbeuken bij. Hieruit volgt dat ook bij het zesdelige gewelf één travee tussen twee gordelbogen ligt, aangezien de tussengevoegde als secundair beschouwd wordt en voor de definitie niet meetelt. - jp0317)